De geluidsterkte van een continue bron
In een voorgaande webpagina B.6.1 over de nagalmtijd is de
responsie van het geluiddrukniveau afgeleid indien in een ruimte een
continue bron wordt aangezet en later weer uitgezet. Figuur 1 toont de
gevonden curve.

Figuur 1: De reactie van het
geluiddrukniveau in een ruimte indien een continue bron wordt aan- dan
wel uitgeschakeld. Voor de verklaring raadplege men het voorgaande stuk.
In het huidige deel gaat het niet over de
inklink- en uitklinkverschijnselen, maar ligt de nadruk juist op het
continue deel. Dat geluiddrukniveau (bijna 70 dB in de figuur) hangt
namelijk ook af van de akoestische en geometrische eigenschappen van de
ruimte en ons doel is om het niveau hier af te leiden.
In deel B.6.1 (formule 31) was de uitklinkcurve (dus
in de figuur na 5.5 s [])
afgeleid als:
.
(1)
De grootheid
beyr. hadden we
in het voorgaande deel afgeleid als:
,
(2)
waarin dan voor de gemiddelde vrije weglengte
mfp geldt:
,
(3)
met:
r
= soortelijke massa van lucht (1.21 kg/m3 bij 20°)
c =
geluidsnelheid in lucht (342 m/s bij 20°)
W0 = akoestisch
vermogen van de bron [watt]
V = volume van de
ruimte [m3]
S = totale
oppervlak van de ruimte [m2]
R = gemiddelde
reflectiecoëfficiënt van de ruimte [-]
pref = de
referentiegeluiddruk (2×10-5 Pa)
mfp = gemiddelde vrije weglengte
[m]
De grootheid
beyr. zit in de
exponent. Het is de grootheid die het uitklinken bepaalt. Na introductie
van de nagalmtijd T werd dan ook geschreven:
.
(4)
Maar het gaat hier nu juist om het continue deel
(tussen ca. 3 en 5.5 s) in figuur 1 en daarvoor moet in formule (1) het
exponentiële deel worden weggelaten:
.
(5)
Het geheel binnen de haakjes kan nu wat
eenvoudiger worden geschreven als een nieuwe grootheid wordt
geïntroduceerd:
.
(6)
Dit is het akoestisch-vermogenniveau dat dus het
vermogen van de geluidbron uitdrukt in een logaritmische maat. De waarde
van Wref is internationaal genormeerd op Wref
= 10-12 watt.
We kunnen formule (5) nu herschrijven als:
.
(7)
Nu is r×c
gelijk aan 413. Als we daar gemakshalve 400 van maken en de waarden van
Wref en pref invullen, blijken die
precies tegen elkaar weg te vallen [].
Er blijft dan over:
.
(8)
Als nu ook nog
beyr. wordt
vervangen volgens formules (2) en (3), staat hier:
.
(8)
De continue bron produceert dus een
vermogenniveau LW. Die grootheid hangt niet af
van de ruimte. Een stofzuiger produceert evenveel vermogen in een dode
kamer als in een galmkamer, maar het geluidniveau Lp
verandert wel doordat R verschillend is.
Het is gebruikelijker om niet R te
gebruiken maar de gemiddelde absorptiecoëfficiënt
a, gedefinieerd door:
.
(9)
Formule (8) gaat dan over in:
.
(10)
In de meeste tekstboeken wordt dit geschreven als:
.
(11)
We zien hier dus weer een tegenstrijdigheid
tussen Eyring (formule 10) en Sabine (formule 11). We komen daar aan
het eind nog op terug.
Fouten op korte afstand
De afleiding van formule (1) was (in het
voorgaande stuk) gebaseerd op de uitwerking van de integraal:
.
(12)
We voeren nu twee nieuwe variabelen die slechts
dienen om de leesbaarheid te vergroten:
,
(13)
en de constante B:
.
(14)
Dan gaat formule (12) over in:
.
(15)
De e-macht waarop de berekening is gebaseerd
staat in figuur 2 en loopt dus van t = 0 tot oneindig. U
wordt in de figuur gerepresenteerd door het blauwe oppervlak.

Figuur 2: De pulsresponsie van de genormeerde
geluidenergie indien wordt aangenomen dat de gereflecteerde energie
onmiddellijk de mikrofoon bereikt. In werkelijkheid is er altijd een
looptijd.
Deze integraal was afgeleid voor een bolschil op
ruime afstand van de bron. De uitwerking rammelt voor spiegelbronnen op
korte afstand. In de figuur staat de responsie van de zaal op een puls.
Maar dat beeld is wel merkwaardig, want er is uiteraard een zekere
looptijd tussen de bron en de mikrofoon en dan moeten reflecties tegen
de wanden een nog langere weg afleggen.
Om theorie en praktijk beter met elkaar te
laten overeenstemmen heeft men in de dertiger jaren voorgesteld om het
directe geluid onafhankelijk te behandelen van de reflecties [] [].
Figuur 3 geeft daarom een beeld dat de werkelijkheid beter benadert.

Figuur 3: Het model waarbij eerst de directe
energie de mikrofoon bereikt en vervolgens de reflecties van de wanden.
Eigenlijk deugt de verticale schaal wel voor het
blauwe deel van de curve maar niet voor het rode direct. Als daar een
puls staat geeft p2 het oppervlak van de puls en niet
de verticale grootheid. De figuur dient dus vooral als illustratie van
de werkwijze.
Op het tijdstip t = 0 wordt ter plekke
van de bron een puls gegenereerd. Op t = tdir
arriveert de directe puls bij de mikrofoon. Vanaf t = t0
beginnen de reflecties tegen de wanden bij de mikrofoon binnen te komen.
Dat kan worden geschreven als:
.
(16)
De ondergrens van de integraal is dus voorlopig
op een arbitraire waarde t0 gezet in de plaats van
t = 0.
Uitwerking van de integraal is weer eenvoudig:
,
(17)
waardoor de logaritmische waarde overgaat in:
,
(18a)
of:
.
(18b)
Maar wat moeten we eigenlijk invullen voor t0
?
In veel boeken komt men als formule tegen:
.
(19)
Dat resultaat wordt gevonden als in formule
(18b) t0 = 0 wordt ingevuld. Dat is merkwaardig. Het
betekent namelijk dat de galm eerder binnenkomt dan het directe geluid,
zoals getekend in figuur 4.

Fuguur 4: Het gebruik van formule 19
betekent eigenlijk dat de eerste nagalm (in blauw) eerder binnenkomt dan
het directe geluid (rood).
Het meest voor de hand ligt om t0
zodanig te kiezen dat het geluid eenmaal heeft gereflecteerd. Dat komt
dus min of meer overeen met een afstand die gelijk is aan de gemiddelde
vrije weglengte mfp; dus []:
.
(20)
Maar dan geldt dus ook:
.
(21)
En dat betekent weer dat formule (18b) kan
worden geschreven als:
.
(22)
Figuur 5 geeft drie curven die een uitwerking
zijn van formule (22). De zwarte curve geldt voor de totale formule.
Indien alleen de eerste term binnen de haakjes wordt meegerekend (dus in
een dode kamer) vinden we de rode curve. Indien alleen de tweede term
mee doet ontstaat de groene curve.

Figuur 5: Uitwerking van formule 22.
Een geluidveld is "diffuus" indien het geluid
uit alle richtingen even sterk binnenkomt. In het spiegelbronnenmodel
rond een kubus wordt hieraan perfect voldaan. Dat is dus de groene curve
in de figuur. In het akoestisch spraakgebruik wordt met het "diffuse
veld" meestal dat deel van een ruimte aangeduid waarin de invloed van
het directe geluid verwaarloosbaar is. In de figuur geldt dat dus voor
afstanden groter dan ongeveer 4 meter.
Alweer Sabine versus Eyring
In de formules (10) en (11) constateerden we
weer een tegenstelling tussen Sabine en Eyring. Als we in die formules
het directe geluid introduceren staat er dus voor de Eyring-versie:
,
(23)
en voor de Sabine-versie:
.
(24)
In een dode kamer met
a = 1 is Eyrings versie weer
superieur; in formule (23) verdwijnt de tweede term wel, in formule (24)
niet. Echter, als in de tweede term (1-a)
in de teller wordt toegevoegd, zoals in formule (22) doen beide versies
het in dit opzicht goed.
Overigens komt Pierce via een uitgebreide
energiebeschouwing uit op de Sabine-variant [].
Tot slot: een gerichte bron
Puntbronnen kunnen een richtingsvoorkeur hebben
die we eerder hadden aangeduid met de factor Q. Het is
gebruikelijk om die in formule (22) in te voeren als:
.
(25)
Voor het diffuse veld wordt dus geen
richtingsafhankelijkheid berekend. De richtingen lijken wel ongeveer uit
te middelen indien over alle spiegelbronnen wordt gemiddeld.
In ray-tracing-modellen van ruimten kan vrij
eenvoudig een richtingscoëfficiënt worden geïntroduceerd. Die werkt dan
automatisch door voor het gehele veld. Er zijn dan, ook voor het diffuse
veld, wel degelijk verschillen te constateren tussen een gerichte en een
omni-directionele bron.
|
vorige theoriedeel volgende |
|