1. Gekoppelde ruimten
In veel gebouwen vindt men ruimten die in open verbinding
met elkaar staan. In veel musea bijvoorbeeld kan men van oudsher van de ene in
de andere ruimte wandelen, zonder dat deuren de ruimten scheiden. Een ander voorbeeld
wordt gevormd door atria. Die zijn thans erg in de architectonische mode: een
school, bibliotheek of winkelcentrum schijnt niet te kunnen functioneren zonder
atrium dat dan tegelijkertijd dienst doet als "trappenhuis" [[1]]. Een
andere trend is om open ruimten te overkappen. Dat is vaak het geval bij
winkelcentra uit de zestiger jaren, maar er zijn ook voorbeelden van
schoolpleinen die worden overkapt. Als dan een glazen overkapping wordt
aangebracht, zonder over het akoestische klimaat na te denken, ontstaat vaak
een galmput.
Eigenlijk bestaat er geen sluitende definitie voor het
begrip "gekoppelde ruimte". Globaal kan men het begrip hanteren
wanneer het geluid geproduceerd in de ene ruimte doordringt in een andere
ruimte. Bovendien hebben gekoppelde ruimten vaak een verschillende
gebruiksfunctie. Er zijn echter tal van voorbeelden die de definitie
ondergraven:
-
Spreken we van gekoppelde ruimten als zij zijn gescheiden
door een wand of deur waar geluid doorheen dringt?
-
Beschouwen de compartimenten in een U-vormige ruimte als
gekoppeld? Zij kunnen in ieder geval tamelijk verschillende gebruiksfuncties
hebben.
Open verbindingen tussen verblijfsruimten bevorderen
uiteraard het transport van geluid tussen twee ruimten; ze kunnen daardoor
akoestische zorgenkinderen zijn. Of akoestische oplossingen mogelijk zijn hang
sterk af van de positionering van de geluidbronnen. Als op de begane grond
één spreker het woord voert zal dat op de bovenverdieping geen
probleem geven als de ruimte afdoende behandeld is met absorptiemateriaal. Maar
als centraal in het atrium de schoolkantine wordt gesitueerd zijn de problemen
rond het atrium in de rest van het gebouw alleen oplosbaar met een groot aantal
aanvullende maatregelen.
In de huidige webpagina worden de akoestische principes
toegelicht, maar daarbij doemt een volgend probleem op: het is lastig om
algemeen geldende akoestische principes te formuleren. Er is altijd wel een
architect die weer iets nieuws weet verzinnen, gelukkig maar. Maar dat betekent dat
we eigenlijk niet meer kunnen doen dan het tonen van een aantal gestileerde voorbeelden. Of
de akoestische regels uit die voorbeelden geldig zijn voor afwijkende ontwerpen
moet van geval tot geval worden bezien. Dat gaat dan meestal de kennis van de
modale architect te boven, maar ook een behulpzame akoestisch adviseur zal meestal
gebruik moeten maken van hulpmiddelen als ray-tracing-programma's om
geluidniveaus te voorspellen.
In de voorgaande webpagina's zijn L-vormige en U-vormige
ruimten aan de orde geweest. In deze webpagina beperken we ons tot het uitwerken
van één ander voorbeeld: het atrium met aanliggende verdiepingen.
In een volgende webpagina komen dan nog kamvormige ruimten aan bod.
In een atrium vallen de typen verdiepingsvloeren weer uiteen in dicht, open of een
tussenvorm met galerijen. De onderwerpen zijn geschetst in figuur 1. De
rechterzijde is gedetailleerder aangegeven dan de linker, maar de figuren zijn
in de berekeningen steeds symmetrisch verondersteld.
De eigenlijke atriumruimte wordt behandeld in hoofdstuk 2,
de niveaus op de aanliggende verdiepingsvloeren in hoofdstuk 3. In hoofdstuk 4 worden de
resultaten getoetst aan bronvermogens en achtegrondniveaus.

Figuur 1: De akoestische onderwerpen in deze
webpagina. Alle berekeningen zijn uitgevoerd in de symmetrische situatie met
links en rechts dezelfde opbouw.
2. Het geluidniveau in de eigenlijke
atriumruimte
De voorspelling van geluid in een atrium dat is
afgesloten van de omringende verdiepingen is niet moeilijk. De lengte van de ruimte
(loodrecht op het vlak van tekening kan zeer groot zijn), maar hoogte en
breedte zijn vaak van dezelfde ordegrootte, zodat de berekening van de
geluidniveaus heel aardig de SFJ-theorie volgt [[2]]. In figuur 2 is de verspreiding van het geluid
aangegeven in een gesloten ruimte waar lokaal absorptie is aangebracht, hetgeen
in rood is aangegeven. Links zijn alle vlakken (rood en grijs) op 6% absorptie
gezet; rechts blijven de grijze vlakken 6%, maar worden de rode vlakken op 80%
gebracht. De bron representeert ongeveer een spreker die een schoolklas
toespreekt in een ruimte met een laag ruisniveau [[3]]. Dat is duidelijk luider dan
conversatiesterkte. In hoofdstuk 4 wordt nader ingegaan op de bronsterkte. Er
wordt hier ook nog geen rekening gehouden met het Lombard-effect waarbij mensen
luider gaan spreken in een lawaaiige omgeving. Daartoe moet eerst het
Lombard-effect van meerdere sprekers worden behandeld, hetgeen in één van de
volgende webpagina's zal geschieden. Daarna komen we terug op het effect van
meerdere sprekers in een atrium.
De SFJ-theorie gaat uit van een direct geluid van de
spreker plus een diffuus geluidveld dat overal in de ruimte even sterk is. Deze
theorie voorspelt een diffuus geluidniveau van 58.0 dB voor de linker figuur en
50.5 dB voor de rechter. Zoals al vele malen betoogd in deze website, gaat deze
voorspelling enigszins mank; het geluidniveau blijft in de praktijk nl. dalen
met toenemende afstand tussen bron en mikrofoon, en de waarden in figuur 1
bevestigen dat wederom. Barrons aanvullende theorie voorspelt dat de diffuse
waarden uit de SFJ-theorie gelden op 9.2 hoogte. Die voorspelling blijkt
alleszins te voldoen: in de linkertekening is de afwijking ongeveer 1 dB, in de
rechter vrijwel nihil.
|
|
grijs 6%, rood 6% absorptie
totaal geometrisch oppervlak 992 m2
totaal absorberend oppervlak 60 m2
gemidelde absorptiecoefficiënt 6%
diffuus geluidniveau 58.0 dB
|
grijs 6%, rood 80% absorptie
totaal geometrisch oppervlak 992 m2
totaal absorberend oppervlak 261 m2
gemidelde absorptiecoefficiënt 26%
diffuus geluidniveau 50.5 dB
|
Figuur 2: De geluidniveaus in een gesloten atrium met
lokale absorberende oppervlakken, getekend in rood.
Een geluidbron staat op 1.50 m hoogte in het midden van de
begane-grondvloer.
Alle waarden ziijn gegeven in meters; de lengte loodrecht
op het vlak van tekening is 20 m. Een verticaal grijs vlak is 1.30 m hoog; een
rood deel is 1.70 m hoog.
Als een atrium is uitgevoerd met galerijen ontstaat het
beeld uit figuur 3. Ook hier geldt weer dat alle grijze vlakken 6% absorptie
hebben. In de linker figuur hebben de rode vlakken 6%, in de rechter figuur
80%.
|
|
grijs 6%, rood 6% absorptie
totaal geometrisch oppervlak 1672 m2
totaal absorberend oppervlak 100 m2
gemidelde absorptiecoefficiënt 6%
diffuus geluidniveau 55.7 dB
|
grijs 6%, rood 80% absorptie
totaal geometrisch oppervlak 1672 m2
totaal absorberend oppervlak 219 m2
gemidelde absorptiecoefficiënt 13%
diffuus geluidniveau 52.0 dB
|
Figuur 3: Geluidniveaus in een atrium met aanliggende
galerijen. De galerijdiepte is 1 m; dat is niet op schaal getekend.
Als het oppervlak van alle vlakken, inclusief
borstweringen aan twee zijden, worden opgeteld, stijgt het geometrisch
oppervlak van 992 naar 1672 m2. In de linker figuur stijgt het
totaal absorberend oppervlak, maar in de rechter figuur daalt het, vooral omdat
de ruimte boven de borstweringen (in figuur 2) als 1.7 m is gekozen en de breedte
van een galerij 1.0 m bedraagt. Dat heeft weer tot gevolg dat het diffuse
geluidniveau in volgens de SFJ-theorie links daalt en rechts stijgt.
In de linker figuur is de uitkomst van de SFJ-theorie
goed in overeenstemming met het ray-tracing-programma. Maar rechts geeft het
ray-tracing-model wel degelijk een geringe afname te zien. Er verdwijnt energie
in de galerijen dat daar een paar maal reflecteert en al doende extra energie
verliest. De effectiviteit van de absorberende materialen is dus (iets) groter
dan voorspeld door de SFJ-theorie.
|
|
grijs 6%, rood 6% absorptie
totaal geometrisch oppervlak 4248 m2
totaal absorberend oppervlak 255 m2
gemidelde absorptiecoefficiënt 6%
diffuus geluidniveau 51.7 dB
|
grijs 6%, rood 80% absorptie
totaal geometrisch oppervlak 4248 m2
totaal absorberend oppervlak 1202 m2
gemidelde absorptiecoefficiënt 28%
diffuus geluidniveau 43.8 dB
|
Figuur 4: Geluidniveaus in een (hypothetische)
situatie waarin de galerij 8 m breed is gedacht.
Er is een maximum aan de effectiviteit van de absorptie
op de galerijen. Dat wordt getoond in figuur 4.
Als de galerij-breedte wordt opgehoogd van 1 naar 8 m,
stijgt de hoeveelheid absorptiemateriaal sterk. Een berekening via de
SFJ-theorie levert rechts een geluidniveau van 43.8 dB, dus een verlaging van
het niveau ten opzichte van figuur 3 met 8.2 dB. Maar in figuur 4 is het
ray-tracing-model juist veel pessimistischer dan in figuur 3; de
reductie van figuur 3 naar figuur 4 is niet meer dan 3 dB.
De oorzaak van het effect ligt in de hoeveelheid
geluidenergie die boven de borstweringen de galerijen instroomt. Bij een galerij
van 1 m breed komt energie vanuit de galerij terug in het atrium. Indien de
galerij steeds wordt verbreed komt er een moment waarop de energiestroom
volledig in één richting plaatsvindt. Verdere verbreding en/of
toevoeging van absorptiemateriaal heeft dan geen zin meer.
Een schatting van het geluidniveau die in de rechter
figuur aardig in de buurt komt is het invullen van 100% absorptie voor de rode
vlakken in de situatie uit figuur 1. De SFJ-theorie voorspelt dan 49.5 dB;
Barrons theorie voorspelt die waarde op 9.2 m hoogte. Het ray-tracing-model
komt 2 dB lager uit. Er verdwijnt kennelijk toch net wat meer energie in de
galerijen.
Concluderend kunnen we stellen dat de SFJ-theorie een
goede indicatie geeft van de geluidniveaus in een atrium, zolang we ons niet
rijk rekenen met alle absorptie die op een galerij of verdiepingsvloer is
aangebracht.
3. Open verdiepingen rond een atrium
3.1 De geluidniveaus
De voorgaande figuren beschreven het geluidniveau in het
eigenlijke atrium. In veel gevallen zal het geluidniveau midden en boven in die
ruimte niet veel toe- of afdoen aan de akoestische kwaliteit. Atria worden over
het algemeen slechts gevuld met (rol)trappen. Maar op de begane-grondvloer telt
het geluidniveau wel degelijk en aan de randen geven bovenstaande figuren aan wat
het geluidniveau is ter hoogte van de galerijen. In dit hoofdstuk 3 zullen we
ingaan op de geluidvoortplanting op verdiepingen die in open verbinding staan
met het atrium.
Figuur 5 geeft de geluidniveaus voor twee situaties.
Links hebben de rode vlakken 6% absorptie en rechts is die waarde 80%. Er zijn
drie bronposities.
Figuur 5: De geluidniveaus bij drie verschillende
bronposities voor een galmende situatie (linker kolom) en een situatie met
tamelijk veel absorptiemateriaal. Het atrium meet 20 m loodrecht op het vlak
van tekening. De situatie is symmetrisch ingevoerd in Catt Acoustic, gebruikt
voor de berekeningen
In de figuren zien we weer het grote belang van
absorptie. Een spreker in de linker kolom is luid en duidelijk te horen in de
rest van het gebouw. De toevoeging van plafondabsorptie op de verdiepingen
verandert weinig aan de geluidniveaus vlak bij de bron, maar een winst van 10
of 15 dB is in de rest van het gebouw makkelijk te halen.
We zien uit de vergelijking van de figuren rechtsboven en
rechtsmidden ook dat de positionering van de bron nog 4 tot 5 dB extra verschil
maakt. Als dus een architect een atrium wil toepassen moet hij of zij zeer goed
nadenken over de plaats van de geluidbronnen. Een kantine midden in het atrium doet
alle niveaus met 15 à 20 dB stijgen ten opzichte van één spreker, zodat de open verdiepingen slechts
kunnen worden gebruikt als magazijn.
3.2 De nagalmtijd zegt heel weinig
Er zijn in Nederland wat standaardvoorschriften voor een
"grote glasoverkapte ruimte" (GGR). Die worden gegeven in de vorm
van een maximale nagalmtijd. Figuur 6 geeft aan dat dat heel weinig zegt. De
linker figuur heeft een heel lange nagalmtijd en kan ook zondermeer
"slecht" worden genoemd, omdat ook het geluidniveau volgens figuur 5 er
al slecht was.
De figuur rechtsboven toont een korte nagalmtijd vlak bij
de bron. Bij toenemende afstand stijgt de nagalmtijd tot ongeveer 2 s, maar op
de verdiepingen worden waarden van 3 s gevonden. Als de bron op de
verdiepingsvloer wordt geplaatst zien we het omgekeerde beeld.
Een norm met een maximale nagalmtijd kan dus
voortreffelijk werken in een gesloten atrium zoals dat in hoofdstuk 2 is
behandeld. Maar in de hier geschetste gevallen geeft de nagalmtijd geen
indicatie van de akoestische kwaliteit en kan veel beter het geluidniveau als
uitgangspunt worden genomen.
|
|
De situatie is symmetrisch doorgerekend; alleen de
rechterzijde wordt getoond
grijs 6%, rood 6% absorptie
|
De situatie is symmetrisch doorgerekend; alleen de
rechterzijde wordt getoond
grijs 6%, rood 80% absorptie
|
Figuur 6: De nagalmtijden in een atrium. Links de
waarden voor een galmende situatie; rechts indien plafondabsorptie is
aangebracht [[4]].
4. Het interpreteren van de figuren;
het akoestisch klimaat
4.1 Geluidniveaus
Tot nu toe zijn een paar opmerkingen gemaakt over de
vraag of het akoestisch klimaat "goed" dan wel "slecht"
was. In de huidige pagina zullen we pogen de geluidniveaus en andere
akoestische grootheden te vertalen. Dat gebeurt weer aan de hand van het atrium.
Figuur 7: Een doorsnede van een atrium met een open
verbinding naar de verdiepingen. Het totale gebouw is 24 m breed waarvan 8 m
voor het eigenlijk atrium en aan weerszijden verdiepingsvloeren van 8 m breed.
De lengte van het atrium, loodrecht op het vlak van tekening, is 20 m. Gegeven
zijn de geluidniveaus in dB ten gevolge van een spreker die "normaal"
spreekt op de vloer van het atrium.
Centraal op de vloer van het atrium staat een spreker die
"normaal" spreekt. Indien het geluidniveau in een dode kamer zou
worden gemeten, kwamen we uit op 59 dB(A) op 1 m afstand recht voor de mond. In
de figuur zien we hogere waarden door reflecties plus kortere afstanden dan 1 m.
De geluidniveaus op de verdiepingen ten gevolge van de spreker liggen in dit geval
ruwweg tussen 35 en 50 dB(A).
Centraal op de vloer van het atrium staat een spreker die
"normaal" spreekt. Indien het geluidniveau in een dode kamer zou
worden gemeten, kwamen we uit op 59 dB(A) op 1 m afstand recht voor de mond. In
de figuur zien we hogere waarden. Enerzijds komt dat doordat het geluidniveau
in een "echte" ruimte altijd hoger is, maar dat is in dit geval maar
1 a 2 dB(A). De figuur de geluidniveaus ten gevolge van de spreker die dus in
dit geval ruwweg tussen 35 en 50 dB(A) liggen op de verdiepingen.
De vraag kan worden gesteld of de spraak hinderlijk
is voor toehoorders. Dat ligt uiteraard aan een paar omstandigheden. Allereerst
gaat het om het ruisniveau ter plekke van de waarnemer. Als op de
bovenste verdieping een stille bibliotheek is gevestigd, zal het niveau daar
variëren tussen 30 en 35 dB(A). De spreker levert op de verdiepingsvloer
37 dB(A) en voor veel bibliotheekbezoekers zal de spraak van beneden inderdaad
hinderlijk zijn. Dat geldt uiteraard nog sterker voor de ruimten lager in het
gebouw. De functie van de ruimten is dus van cruciaal belang. Echter,
als figuur 7 model staat voor een winkel kunnen we ruisniveaus verwachten
rond 50 dB(A). De geluidniveaus op de verdiepingen ten gevolge van de spreker
op de begane gond liggen daar ruimschoots onder, zodat geluidhinder niet hoeft
te worden gevreesd.
Een kantoor ligt daar tussenin. In een ruimte met een
draaiende computer, enig tikwerk en een hoorbaar ventilatiesysteem ligt het
ruisniveau tussen 40 en 45 dB(A). In grote delen van de ruimte is de spraak dan
te horen en zal vaak als hinderlijk worden beschouwd, zeker als de inhoud van
het gesprek ook te verstaan is.
4.2 Spraakverstaanbaarheid en spraak-privacy
De spraakverstaanbaarheid in een ruimte hangt af van het
ruisniveau ter plaatse van de waarnemer. Ruwweg kan worden gesteld dat een
gesprek onverstaanbaar wordt als het geluidniveau ter plekke van de spraak 6
dB(A) lager ligt dan het ruisniveau.
Een andere grootheid die de verstaanbaarheid beïnvloedt is
de galm in de ruimte. In atria vindt men vaak veel glas en andere
niet-absorberende materialen. In de figuren 7 en 8 klopt dat voor het eigenlijke
atrium, maar de verdiepingen hebben (in rood getekend) plafondabsorptie,
waardoor de gemiddelde absorptiecoëfficiënt uitkomt op een alleszins redelijke
24%. Toch zijn de nagalmtijden erg hoog. De uitkomsten van de berekening van de
nagalmtijd staan in figuur 8; de tijden
zijn veel langer dan becijferd met de SFJ-theorie. Die levert nl. 0.9 s, maar faalt
vooral omdat de hoeveelheid absorptiemateriaal wordt overschat. In het
commentaar bij figuur 4 was dit effect al behandeld voor het geluidniveau. Een
aangepaste berekening via figuur 1 levert 1.1 s. Die is weliswaar langer
maar komt toch nog niet in de buurt van de waarden die door het ray-tracing-model worden
voorspeld.
Figuur 8: De nagalmtijden in seconden. Alle grijze
vlakken hebben een absorptiecoëfficiënt van 6%, de rode vlakken
vertegenwoordigen 80% absorptie.
Figuur 9: De spraakverstaanbaarheid (STI) in de
ruimte uit figuur 1, uitgedrukt in procenten. Links geeft de officiële
aanduidingen voor de spraakverstaanbaarheid zoals die in een norm is
vastgelegd.
De rechter situatie is symmetrisch doorgerekend; alleen de
rechterzijde wordt getoond. Alle grijze vlakken hebben een
absorptiecoëfficiënt van 6%, de rode vlakken vertegenwoordigen
80% absorptie.
Figuur 9 geeft een voorbeeld waarin de
spraakverstaanbaarheid wordt gegeven indien uitsluitend het effect van
de galm wordt berekend en ruis dus afwezig is. Door de lange nagalm is de spraakverstaanbaarheid
alleen vlak bij de bron "uitstekend" te noemen. De
spraakverstaanbaarheid wordt uitgedrukt in STI ("speech transmission index").
Een belangrijk pluspunt van STI is dat er een officiële "rating"
bestaat die is gebaseerd op grondig onderzoek met proefpersonen. Die klassen
worden gegeven in figuur 9, links.
In sommige gevallen is een hoge spraakverstaanbaarheid
juist ongewenst. In een kantoor neemt de hinderlijkheid van een gesprek
op de achtergrond toe als de informatie beter te volgen is. Een waarde van STI
van 50%, zoals we op de verdiepingsvloeren zien, is eigenlijk heel vervelend:
de inhoud van het gesprek is net te begrijpen. Verder willen mensen soms vertrouwelijk
met elkaar spreken zonder dat anderen dat horen. Dat effect wordt meestal
spraak-privacy genoemd. Het ideale open kantoor heeft dus een STI > 75% vlak
bij de bron en STI < 15% op wat grotere afstand. Maar tot op heden is nog
nooit een open kantoor ontworpen dat aan deze eisen voldoet. Of omgekeerd:
vanuit akoestisch oogpunt bestaat het ideale open kantoor niet [[5]].
Er is bij het gebruik van STI een merkwaardige paradox: De
waarden van STI kunnen worden verlaagd (en de speech privacy verhoogd) door de
nagalm op te voeren, dus door absorptie weg te nemen. Probleem is dat daarmee
ook de geluidniveaus uit figuur 1 stijgen en de hinder toeneemt.
4.3 De invloed van ruis op de
spraakverstaanbaarheid
In figuur 10 wordt nader ingegaan op de waarde van
STI-in-ruis [[6]].
De bovenste rij geeft de geluidniveaus veroorzaakt door een spreker op de
begane grond. Het is niets meer dan een platte kopie van de bovenste rij van
figuur 5. Links staat het galmende geval met 6% absorptie en rechts het geval
waarin de rode lijnen plafondabsorptie van 80% representeren.
Daaronder staat een viertal rijen met STI (ook links
galmend en rechts absorberend) waarbij het ruisniveau als respectievelijk 60,
50, 40 en 30 dB is aangenomen.
|
|
Geluidniveau, 6% absorptie
|
Geluidniveau, 80% absorptie
|
Figuur 10a: De waarden van het geluidniveau; kopie
van figuur 5.
Linker kolom: situatie met weinig absorptie; rechter kolom:
absorberende plafonds onder de verdiepingsvloeren.
|
|
A1: STI, 6% absorptie, 60 dB ruis
|
B1: STI, 80% absorptie, 60 dB ruis
|
|
|
A2: STI, 6% absorptie, 50 dB ruis
|
B2: STI, 80% absorptie, 50 dB ruis
|
|
|
A3: STI, 6% absorptie, 40 dB ruis
|
B3: STI, 80% absorptie, 40 dB ruis
|
|
|
A4: STI, 6% absorptie, 30 dB ruis
|
B4: STI, 80% absorptie, 30 dB ruis
|
Figuur 10b: De waarden van de spraakverstaanbaarheid
STI met, van boven naar beneden, een aflopend niveau van de achtergrondruis.
Linker kolom: situatie met weinig absorptie; rechter kolom:
absorberende plafonds onder de verdiepingsvloeren.
Die ruisniveaus zijn als volgt te beschrijven:
-
Een achtergrondniveau van 60 dB staat model voor
bijvoorbeeld een lawaaiig kantoor. Ter vergelijking: een druk restaurant haalt
meestal 70 dB; een druk, sterk galmend restaurant kan wel 80 dB halen,
zeker als er ook nog wat achtergrondmuziek klinkt.
-
In een kantoor waar rustig wordt gewerkt (inclusief tikwerk
op een computer) en redelijk zacht wordt gesproken vindt men niveaus rond 50
dB.
-
Als Iedereen in het kantoor zijn/haar mond houdt meten we
40 dB tengevolge van geritsel, schuivende voeten, zachte ventilatoren, e.d. Het
is ook het niveau in een stil werkende schoolklas.
-
Een waarde van 30 dB kan als ondergrens worden
aangehouden.
En we constateren dan de volgende effecten uit figuur 10:
-
Bij 60 dB ruis is de spraakverstaanbaarheid STI geheel
bepaald door het ruisniveau; de aanwezigheid van absorptiemateriaal doet er
niet toe. De linker en de rechter figuur tonen vrijwel identieke curven voor
STI [[7]].
-
Bij 50 dB ruis zien we een fascinerend effect. De rechter
kolom heeft veel lagere geluidniveaus veroorzaakt door de spreker. De
verhouding tussen dit signaal en het achtergrondniveau op de verdiepingsvloer is
rechts lager, waardoor de waarde van STI op de verdiepingsvloeren er ook lager
is dan in de linker figuur [[8]].
-
Bij 40 dB achtergrondruis is de spraakverstaanbaarheid
rechts een stuk hoger dan bij 50 dB. In de linker kolom zijn de verschillen
tussen 40 en 50 dB veel kleiner. De invloed van de sterke nagalm begint nu te
overheersen in de linker situatie; rechts is de ruis nog steeds bepalend.
-
Bij 30 dB ruis zien we het effect van de nagalm nog eens bevestigd: er
is links nauwelijks verschil bij nog verder afnemende ruis. In de rechter kolom, waar de galm veel minder is,
neemt STI nog steeds toe als we van 40 naar 30 dB terug gaan.
De spraakverstaanbaarheid
wordt dus bepaald door nagalm én ruis. Een soms toegepaste methode om de
spraakverstaanbaarheid doelbewust te verlagen (bijvoorbeeld in een open kantoor) is dan om het ruisniveau op te
voeren via kunstmatig geluid, bijvoorbeeld via luidsprekertjes. Dat noemt men
meestal "speech masking" of ook wel "maskering" [[9]]. Maar
als het systeem te luid wordt gezet ontstaan daar uiteraard weer klachten over.
In de praktijk zijn de marges zeer smal en moet er niet teveel van het systeem
worden verwacht.
4.4 Hoe karakteriseren we "akoestische
kwaliteit"?
Wat moeten we nu aanhouden om de "akoestische
kwaliteit" in een ruimte vast te leggen?
De nagalmtijd hadden we al eerder naar de akoestische
schroothoop verwezen. Het gebruik van STI geeft veel meer informatie, maar we
zien in figuur 10 het dilemma: de "mooiste" figuren ontstaan als we
de ruis maar sterk genoeg opvoeren. Bij 60 dB is er een hoge
spraakverstaanbaarheid vlak bij de bron, vervolgens een sterke afname over
korte afstand en een onverstaanbaar signaal op de verdiepingsvloeren (dus hoge
speech privacy). Ook bij 50 dB achtergrond zien we (rechts) nog een deel van
dit gunstige verloop.
Maar helaas: een kantoor of een school met 60 dB
achtergrondruis is een ramp om in te werken en ook bij 50 dB zullen de meeste
medewerkers proberen een rustiger plek te zoeken. De figuren met simpele
geluidniveaus bieden dus over het algemeen de beste indicatie, maar dan is weer
een vrij nauwkeurige schatting nodig van de sterkte van het bronsignaal.
Het bronsignaal speelt sowieso een belangrijke rol.
Allereerste geldt dat uiteraard voor de sterkte, maar ook de tijdsduur van de
bron speelt een rol. Als er eens per jaar een band in het atrium speelt, zullen
weinigen zich eraan storen. Maar als men op de verdiepingen moet werken terwijl
er in het atrium continu treinen vertrekken, kan toch beter een ander
architectonisch ontwerp worden gekozen.