
Samenvatting akoestische maatregelen in bibliotheken
-
Voor taken die uiterste concentratie vereisen wordt in de
normen een achtergrondniveau van 35 dB gesteld [[1]]. In een bibliotheek dienen
plekken met dergelijke niveaus ruimschoots aanwezig te zijn.
-
Lage geluidniveaus zijn alleen bereikbaar door veel
geluidabsorberend materiaal aan te brengen. Veel geluidabsorberend materiaal is noodzakelijk, maar
niet voldoende.
-
In een bibliotheek vindt men functies die geluid
produceren en functies die stilte behoeven. Een laag geluidniveau in de
stilteplekken vereist een zorgvuldige onderlinge situering van functies door
het gebouw.
-
Dat geldt voor een bibliotheek met ruimten die onderling
zijn gescheiden via wanden en deuren. Maar de op te lossen problemen worden veel talrijker indien
de bibliotheek is voorzien van een open verbinding tussen de verdiepingen, bijvoorbeeld via
een atrium.
-
Gevulde boekenkasten dragen bij aan de absorptie in een
ruimte. Het is echter onmogelijk om de boekenkasten de hele akoestische last te
laten dragen [[2]].
-
Vloerbedekking is o.a.
zeer aan te bevelen om het geluid van schuivende
stoelen en schoenen te dempen.
-
Boekenkasten met gesloten achterwanden kunnen deel zijn
van lokale geluidschermen. Dergelijke schermen zijn vaak nodig om aparte stille
plekken te creëren. Dat lukt overigens alleen als schermen worden
gecombineerd met veel absorptie. Schermen dienen dan meestal ook vrijwel verdiepinghoog te zijn.
De bibliotheek als stiltecentrum
Voor werk dat maximale concentratie vereist mag het niveau
van het achtergrondgeluid niet hoger zijn dan 35 dB. Het achtergrondgeluid in
een klaslokaal met schuifelende voeten, knisperend papier en enig gefluister hadden
we al eerder gegeven als 40 dB, dus de eis van 35 dB mag "zeer streng"
worden genoemd [[3]].
In leeszalen van bibliotheken probeerde men tot voor kort
altijd aan die eis te voldoen, maar in moderne bibliotheekontwerpen herkent men
vaak de teloorgang van de leeszaal. De nieuwe bibliotheek van de TU-Delft
(gebouwd in de laatste jaren van de twintigste eeuw)
ontbeerde bijvoorbeeld een aparte leeszaal. Het lezen van wetenschappelijke
artikelen diende daar te geschieden in de centrale hal, hetgeen geen sinecure
was. Maar het probleem heeft zich vanzelf opgelost doordat alle moderne
wetenschappelijke tijdschriften on-line te bestuderen zijn, zodat de lezer zelf
controle heeft over de omgeving. De TU-leeszaal voor het bestuderen van
papieren tijdschriften is op dit moment nog slechts in rudimentaire vorm
aanwezig; de studiezaal met computers is vele malen groter. Die ruimte herbergt
gemiddeld ca. 100 mensen tegelijk die zich veelal stil gedragen, zodat het
gemeten geluidniveau uitkomt op ongeveer 40 dB. Dat wordt bereikt met een
uitstekend absorberend plafond, maar absorberend meubilair draagt ook bij. De
toegepaste vloerbedekking heeft waarschijnlijk slechts een marginale bijdrage
aan de geluidabsorberende werking, maar er is een veel belangrijker effect: de
geluidproductie van schuivende stoelen en schuifelende voeten wordt drastisch
verlaagd.
Concentratie-vereisende werkzaamheden blijken zeer wel
mogelijk in de TU-studiezaal, maar toch blijft een waarde van 35 dB in moderne
bibliotheken nastrevenswaard. Er is ons geen akoestische literatuur bekend
waarin wordt aangetoond dat de moderne mens zich bij hogere geluidniveaus kan
concentreren [[4]].
Anderzijds bestaan er wel degelijk bibliotheken waar wordt verondersteld dat de
evolutie van ons gehoororgaan wél in een paar decennia is geschied. Het
geluidniveau haalt daar 55 dB of meer; bezoekers moeten de open leesruimte
passeren; er wordt vrijelijk gediscussieerd en een espressomachine zorgt voor
de achtergrondmuziek [[5]].
De bibliotheek als leesbevorderaar
In het voorjaar van 2007 werden in Nederland vier nieuwe
bibliotheken opgeleverd. De Volkskrant wijdde er een artikel aan [[6]],
waarbij nogal tegenstrijdige visies naar voren kwamen over de functie van de
bibliotheek als cultuurdrager en de daaruit volgende verdeling van functies
over het gebouw.
De geleerden zijn het dus niet eens over de precieze
functie, maar gezien de gebouwen schijnt een atrium welhaast noodzakelijk te
zijn. In hoeverre een atrium het lezen bevordert is niet duidelijk, wel is
aangetoond dat een atrium zorg draagt voor een maximale verspreiding van het
geluid over de verdiepingen. Het effect van geluidtransport en de mogelijke
maatregelen om dat, indien gewenst, te voorkomen is uitgebreid behandeld in
webpagina D.22 over atria.
Functies binnen het gebouw
In het atria-deel is uiteengezet dat een grote
hoeveelheid absorptiemateriaal gewenst is om lage geluidniveaus te bereiken. In
een bibliotheek met atrium en open verdiepingen is dat dus altijd vereist, maar
absorptiemateriaal is zinloos indien de geluidproducerende en stiltebehoevende functies
in zo’n bibliotheek onderling verkeerd zijn gesitueerd. Een minimale
geluidhinder is eenvoudig te bereiken:
-
als de geluidproductie van de verschillende bronnen in
het gebouw wordt beperkt [[7]],
-
als geluidbronnen eventueel worden ingepakt tussen muren
en/of achter een deur,
-
als de bronnen worden gesitueerd op plaatsen waar ze geen
kwaad kunnen. De koffiecorner of het voorleestheater voor de vierjarigen moet
natuurlijk niet precies onder in het atrium worden gesitueerd.
-
als de stiltevragende functies ook op stille plekken
worden gesitueerd, wellicht kan een leeszaal het beste achter een dichte deur worden gesitueerd.
Wellicht zouden opdrachtgever en architect in het
ontwerpstadium zelfs tot de conclusie kunnen komen dat een open atrium in een
bibliotheek meer nadelen dan voordelen kent.
De akoestische problemen zijn in een tamelijk gesloten
gebouw eenvoudiger op te lossen, maar ook daar is aandacht vereist. Indien de
studiezaal via een dun wandje is gescheiden van het voorleestheater voor de
zesjarigen, zullen de geluidniveaus in de studiezaal zeker de 40 dB overschrijden.
Een dikke wand kan dan een oplossing zijn, maar een andere verdeling van de
ruimten in het gebouw is soms een fraaiere oplossing.
Veel bibliotheken zijn “half-open”. Dat wil
zeggen dat grote open ruimten zijn gevuld met series boekenkasten. Daar zijn
lokaal stiltegebieden te creëren door het toepassen van veel absorptie
(met name om de lange-afstandsoverdracht te beperken) en lokale “schermen”.
Gesloten boekenkasten kunnen dan voortreffelijk als scherm fungeren [[8]].
Niet-specifieke functies
Er gebeurt in een bibliotheek uiteraard meer dan lezen.
Er zijn ook kantoren en de stafmedewerkers moeten hun lunch kunnen consumeren. De ontwerpopgave
voor dergelijke ruimten komen in andere delen van de site aan de orde. Maar er
moet in een bibliotheek wel meer rekening met de situering worden gehouden. De
kantine op de begane-grondvloer van een atrium is in sommige gebouwen wel te
tolereren, maar in een bibliotheek kan er toch beter een andere plek voor
worden gezocht.