Samenvatting akoestische maatregelen in een bioscoopgebouw
-
In een bioscoopzaal is de taak van een architect simpel: de
hoeveelheid geluidabsorberend materiaal dient maximaal te zijn; plafond, vloer,
muren en stoelen moeten ervoor zorgen dat de zaal een
lage nagalmtijd heeft.
-
In een bioscoopgebouw bevinden zich
meerdere zalen met hoge geluidniveaus. Een onderlinge demping van 60 dB is een
goed startpunt [[1]]. Zware
constructies of zeer goede spouwconstructies zijn daartoe noodzajkelijk.
-
Teneinde het achtergrondniveau in één specifieke zaal, ten
gevolge van het geluid in een naburige
zaal, te beperken zijn er de volgende aanvullende mogelijkheden:
-
Een goede geluiddichte deur, dan wel akoestische sluis met
meerdere deuren en veel absorptie, is gewenst.
-
Een uitgekiende onderlinge rangschikking van geluidproducerende
ruimten, naburige zalen, de foyer, gangen/verkeersruimten, enz, verlaagt de
storende geluidniveaus in een zaal.
-
Veel geluidabsorberende materialen in alle ruimten verlagen de
geluidniveaus en vergemakkelijken daarom het werk van de architect.
-
Indien zich tussen de zalen galmende verkeersruimten, foyers e.d.
bevinden moeten de deuren van de zalen juist extra geluid isoleren.
1 Inleiding
1.1 Bioscopen, vroeger en nu
In 1927 werd de eerste succesvolle geluidsfilm
gelanceerd: "the jazz singer" [[2]],
maar reeds voor die tijd waren er grote bioscoopzalen gebouwd waarin
begeleidende muziek werd gespeeld. Het Amsterdamse Tuschinski is al uit 1921.
De opkomst van de bioscoop valt dus samen met het tijdperk van de Art Deco, en
dat is in sommige gevallen nog mooi te zien [[3]].
In een bioscoopgebouw bevond zich meestal slechts
één zaal, die vele honderden mensen kon herbergen (in Tuschinski
pasten er bijna 800); veel zalen werden ook voor theatervoorstellingen
gebruikt. Soms bevond zich in het gebouw een tweede zaal, maar die was dan
meestal op een andere verdieping, zodat er nauwelijks "interferentie"
tussen de zalen plaats vond, temeer daar iedere zaal een eigen foyer had en het
geroezemoes in de pauze geen kwaad kon voor de andere zaal in het complex.
Het hedendaagse bioscoopgebouw bestaat veelal uit een
conglomeraat van relatief kleine zalen [[4]].
Het geluid in een zaal is vaak luid en de grootste opdracht voor de architect
is om al die zalen, foyer(s), verkeersruimten, projectiecabines, toiletruimten
en soms zelfs een keuken in één gebouw te krijgen zonder dat er
onderlinge (akoestische) hinder optreedt. De zalen moeten onderling goed zijn
geïsoleerd, maar de pauze in één zaal mag niet tot
geluidhinder in een andere zaal leiden. Functiescheiding plus akoestische
voorzieningen zijn in de hedendaagse bioscoop dus onontbeerlijk. Maar om te
weten hoeveel geluid een muur of een deurpartij moet isoleren, moeten eerst de
heersende geluidniveaus in kaart worden gebracht.
1.2 De voorgaande webpagina
De onderlinge rangschikking van zalen is uitgebreid aan
de orde geweest in de voorgaande webpagina,
D.60, over gebouwen met meerdere ruimten
waar geluid wordt geproduceerd. Lezing van die pagina is eigenlijk
onontbeerlijk voor een goed begrip van de huidige pagina over bioscopen. Die
kennis uit D.60 wordt thans ingevuld voor een bioscoop door daadwerkelijk geluidniveaus
te noemen. Dat was in de voorgaande pagina niet gedaan; daar varieerde de
benodigde onderlinge geluidisolatie van hotels tot popstudio's.
2 Geluidniveaus en geluidisolatie in een bioscoopgebouw
2.1 Het geluidniveau in een filmzaal
Op het internet regent het klachten over filmgeluid dat
veel te hard staat. Spaarzame meetresultaten in de literatuur wijzen erop dat het
voor reguliere films wel meevalt. Het niveau blijft volgens die resultaten
steeds onder 80 dB, met uitschieters naar 90 dB. Eigen metingen
bevestigen dat beeld [[5]].
De reguliere filmdialoog beweegt zich rond 70 dB, allerlei ander geluid is
behoorlijk wat luider (80 dB is karakteristiek); 90 dB wordt af en toe
overschreden [[6]].
Internetklachten dat een film luider is dan een popconcert worden voor
reguliere films niet gestaafd.
Echter, trailers en reclamefilmpjes worden op
een hoger niveau afgespeeld; ze kunnen wel 10 dB luider zijn. Distributeurs van
die producten schijnen zelfs minimale geluidniveaus voor te schrijven,
maar er zijn wel degelijk richtlijnen en die vertonen een (langzame) neerwaartse
trend [[7]].
Genoemde geluidniveaus dienen vooral om te becijferen
hoeveel geluid kan doordringen naar de andere zalen en de foyer. Maar om in de
zaal te kunnen genieten van de stiltes in de film moet ook een maximaal
achtergrondniveau worden vastgesteld. Dat is dus het geluid dat andersom vanuit
de andere zalen en de foyer doordringt, maar ook publiek en ventilatie maken
geluid. Karakteristiek was vroeger ook het lichte geratel van de filmprojector,
maar dat is in de moderne bioscoop toch wel verdwenen
[[8]].
Het publiek produceert ruwweg 40 dB, zeker in
sterk gedempte zalen, maar daar kan nog wel 5 dB vanaf gaan bij
adembenemende stiltes. In dit laatste geval wordt in veel bioscopen de
ventilatie hoorbaar. Om dat te voorkomen kan aan de ventilatie een maximum
worden gesteld van 30 dB, een eis die overigens lang niet altijd wordt
gehaald.
Al met al is een eis van 35 dB voor het
achtergrondniveau een uitgangspunt voor een
"goede" bioscoopzaal; indien een "uitstekende" zaal wordt
gewenst is het verstandig om van 30 dB uit te gaan voor het geluid dat
van buiten in een zaal doordringt [[9]].
Genoemde niveaus kunnen nu worden vertaald
in een "geluiddemping" tussen de zalen onderling. Een "geluiddemping" van 60 dB
is een waarde voor een "goede" bioscoop; in een
"uitstekende" zaal mag het nog wel 5 dB strenger.
De genoemde "geluiddemping" is overigens wat anders dan
bijvoorbeeld de "geluidisolatie" van bijvoorbeeld de muur tussen twee
zalen. De absorptie van de ontvangruimte bepaalt mede het geluidniveau en voegt
een extra term toe aan de formules voor de isolatie. Anderzijds ligt de bijdrage van die extra
term vaak in de buurt van 0 dB, zodat het getal van 60 dB wel degelijk iets
zegt over de eigenlijke geluidisolatie.
De eisen aan een woningscheidende wand liggen in de orde
van 52 dB. Dat is met een dikke betonnen wand te bereiken, maar 60 dB valt niet
te halen. Echter, met een goede spouwconstructie met een brede spouw lukt het
wel. In bioscopen wordt vaak een extra brede "spouw" toegepast door
de gang als zodanig te benutten. De eisen aan de eigenlijke muren kunnen dan
wat zakken.
2.2 De foyer
Het ontwerp van een foyer is akoestisch hetzelfde als van
een restaurant. In webpagina D.20 wordt uitgelegd dat het aantal vierkante
meters geluidabsorptie per spreker maatgevend is. In bestaande bioscopen kan
men van alles tegenkomen van ruimten die klinken als betonnen galmkamers tot
zwaar gedempte ruimten. Tijdens een drukke pauze met veel sprekende mensen,
gelach en tinkelende glazen moet in de galmkamer rekening worden gehouden met 80
dB. Het aanbrengen van veel geluidabsorberend materiaal brengt het
geluidniveau terug tot 70 dB, in sterk gedempte gevallen kan daar nog 5 dB af.


De foto's tonen twee voorbeelden. De bovenste foyer klinkt
als een galmkamer. De plafonds van de onderste foyer zijn daarentegen geheel uitgevoerd met
speciale akoestisch stuc. In het onderste geval zal het geluidniveau daarom tot
10 dB lager uitvallen.
Het is uiteraard aan de uitbater van de bioscoop welke vorm
wordt gekozen. De bovenste draait een ander type films en mikt op een ander
type bezoekers. Wellicht houden die meer van galm [[10]].
Het betekent wel dat in het bovenste geval een hogere demping van de
toegangsdeuren tot de zalen noodzakelijk is om die 10 dB extra op te vangen.
2.3 Verkeersruimten
Stel dat een zaal alleen bereikt kan worden via een gang
die ook een andere zaal ontsluit. Dan kunnen in die laatste zaal geluiden
doordringen van mensen die langslopen en praten. Individuele gesprekken van
langslopende mensen overstijgen zelden de 70 dB [[11]]. Veel lastiger is
vaak het geklepper van schoenen; soms wordt de gehele constructie aangestoten.
Hiertegen is een redelijk probaat middel: vloerbedekking. Aangezien
vloerbedekking ook nog wat geluid kan absorberen, worden hiermee twee vliegen
in één klap geslagen. Als vloerbedekking niet afdoende is, is het
mogelijk de gangvloer te ontkoppelen van de zaal. Men raadplege de voorgaande
webpagina voor meer details.
3. De toegang tot de zaal
De deur op de linker foto ontsluit één van de
zalen van LantarenVenster in Rotterdam. Het zijn twee gekoppelde deuren op een
afstand van ca. 40 cm. De tussenwand bestaat uit absorberend materiaal.
De akoestische isolatie stijgt met de spouwbreedte; "sluizen"
van een paar meter zijn in de praktijk ook te vinden. Het is ook mogelijk om die paar meter verder op te rekken tot een gang met een
deur aan weerszijden. Dergelijke zware maatregelen zijn hier niet nodig, omdat
zich aan de buitenzijde een gang bevindt waar het geluidniveau niet al te hoog
is. De foyer bevindt zich een verdieping lager.
In de rechter foto zien we de toegang tot de zaal van het
Omniversum in Den Haag. Ditmaal bevindt de foyer zich wel direct aan de
buitenzijde van de zaal. Er is in de "slurf" naar de toegangsdeur volop gebruik gemaakt van
geluidabsorberende materialen; de lengte van de "slurf" draagt bij
aan de totale isolatie. Aangezien de niveaus in de foyer niet hoog zijn en
de geluidabsorptie in de zaal aanzienlijk is, is de geluidisolatie in orde.
Ook deuren en sluizen zijn in de voorgaande webpagina aan
de orde gekomen; zij vormen veelal de zwakste schakel. Hier vullen we wat
details in.
Een zaal in LantarenVenster. De zaal zit vol met
absorptiemateriaal. De "kussens" aan de muur zijn zeer speciale
absorbers. Tussen de gebruikelijke lagen bevindt zich een plastic folie
waardoor de prestaties in de lagere frekwenties worden verbeterd.
De hedendaagse bioscoopzaal is zwart of in zeer gedekte
kleuren; een kleurrijk architect kan zich er niet erg op uitleven. Dat wordt gedaan
om visuele reflecties te vermijden, waardoor het filmbeeld optimaal kan worden
waargenomen.
Er is een akoestisch equivalent: de hedendaagse bioscoopzaal zit vol met geluidabsorberende
materialen. Dat is gedaan om het geluid optimaal te kunnen waarnemen. Een
moderne zaal is voorzien van een serie luidsprekers die 3D-effecten moeten
genereren en reflecties van de wanden kunnen het akoestisch beeld schaden. Een
architect kan zich dus nauwelijks uitleven op hoeveelheid en plaats van
de materialen. Het plafond moet zo veel mogelijk absorberen, stoelen
zijn dik en absorberend, er wordt een tamelijk dik tapijt toegepast en ook aan
de wanden vindt men absorptiemateriaal.
Het uitzoeken van de beste materialen kan het beste in samenspraak tussen
architect en adviseur, maar een architect moet het ook op eigen houtje kunnen